Warmtebron
Elke keer weer verwarm ik me
aan het schilderij op de witte muur
een orgie van warmte
van geel, oranje, oranjegeel
rood, diep rood, dieper rood
waardoor een pad loopt
van hoog naar laag
als overgang naar velden
die als het ware
de warmte vangen
omsingeld door zonnestrepen
Verkleuren
als ik er naar kijk
word ik getrokken
naar de warmte
ze eist alle aandacht op
en waaiert uit
in kleine stippen
en verglijdt
en vermengt tot
oranje, oranjeblauw
oranjebruin
bruin
de stip repeteert
vermengt, deelt zich
gaat op in een nieuw bestaan
een zachte werveling
een milde regenbui
daalt op me neer
Harmonie
Samen vormen zij de harmonie
de losse delen
ogenschijnlijk willekeurig
geplaatst
verschillend van kleur
verschillend van grootte
tot bij elkaar horend
soms overlopend
verglijdend
tot een evenwicht
wankel
maar toch
een evenwicht

Aan zee
Gepokt en gemazeld
verankerd in de grond
sporen van zout
kieren van wind
slippers van een kind
staan te drogen
Gepokt en gemazeld
wind getrotseerd
meeuw aangemeerd
tij teruggekeerd
strand weergekeerd
ligt te drogen.
Gepokt en gemazeld
hoofden omhoog
stormen bestand
staan voor het land
mens op het strand
ligt te drogen.
Aan zee
Op een rij staan ze
steeds meer in het water
sporen van weer en wind
verweerde palen
aan het strand
van Cadzand.
Hoe verder hoe dieper
hoe dieper hoe natter
hoe natter hoe zwarter
ze blootsvoets
in het water staan.
Een meeuw strijkt neer
droogt in de zon
en loert keer op keer
naar het kind met ballon
dat net aan haar ijsje begon.


Ik zoek
Ik mag er zijn
zoals ik ben
gekomen
gelukkig
gewenst
om het leven te leren
met verdriet en pijn
met feest en wijn
vaak zoekend en tasten
om ooit
naar ik hoop
mijn bestemming te vinden
Ik ben
Ik mag er zijn
zoals ik ben
anders dan een ander
anders dan ieder ander
met eigen handen
eigen ogen
eigen inzicht
en een eigen hart
om op mijn manier
lief te hebben
en voluit
te leven
op mijn manier
gelukkig.
Het bankje
Het bankje in het park
is vandaag nog vrij
eerst kwam een man met stok
die ging aan haar voorbij
toen passeerde nog
een ventje met een step
en net toen 't bankje dacht
vandaag is het toch nep
kwam een dartelend jong stel
die wilde het bankje wel
en in een mum van tijd
was het lege bankje
vol van gezelligheid.
Het bankje
Het bankje in het park
staat er verlaten bij
niemand neemt bezit van mij
maar gaat aan mij voorbij.
ik hoor nu geen verhalen
geen twistgesprekken meer
geen lieve zoete woordjes
van een vrouw of heer
en ook geen diepe zucht
zoals die laatste keer
waarna de oude dame
na eventjes op mij gezeten
haar zorgen kon vergeten.
Het bankje
Het bankje in het park
is niet meer wat het was
de verf is afgebladderd
de leuning heeft een kras
het is al lang geleden
dat iemand er op zat
ik word steeds meer gemeden
wat een treurigheid is dat
de enigen die nog komen
zijn een merel en een mus
die kunnen het goed vinden
zitten soms te dromen
en geven
soms een kus.

AMELANDSE VERZEN
Toch
Het meandert op het strand
van kleine stroompjes
kleine beekjes
kleine meren.
Een kind heeft er een dam gelegd
zodat het water dan moet keren
waardoor een nieuw riviertje zal ontstaan
en het water toch haar gang kan gaan.
Steltvogel
Als op stelten komen ze gelopen
naar de oever van de zee
het zijn wormen waarop ze hopen
die nemen ze het liefste mee.
Met geconcentreerde blik
loeren ze op hun prooi
en pikken in een ogenblik
de wormen uit het zompe slik.
Geluk
Smekend kijkt ze me aan
hopeloos gestrand
hoelang al uit de zee vandaan
hoelang berustend op het land.
Voorzichtig zonder echt contact
geleid ik haar naar water
tot ze in het water zakt
en me nakijkt even later
Messen
Tussen alle schelpen in liggen messen
langwerpig scherp geslepen
soms wel twee of soms met zessen
in een rij van lange repen.
Hun kleuren oker bruin en geel
met hun scherpe kant
rijzen als een mooi paneel
op uit het Amelandse strand.

Koninkrijk
Als monatoetjes zijn ze aangespoeld
op het strand van Ameland
glibberig, doorzichtig, onbedoeld
op het strand geland.
Ze zijn met velen tegelijk
met de golven meegekomen
er is een kwallenkoninkrijk
je kunt er nauwelijks aan ontkomen.
Verscholen
Ineen gedoken op de grond
gekromde rug oortjes laag
een takje dat ze ergens vond
vult haar lege maag.
Haar oortjes gaan alert omhoog
stemmen duiden op gevaar
verscholen , het helmgras hoog
wacht ze muisstil daar
Zee tekeningen
Zelf getekend, zelf geschreven
zet de zee haar signatuur
golven in het zand die bleven
maar verspoeld weer op den duur.
Strandafdrukken van de zee
sierlijk dansend op het strand
ritmisch wiegend twee aan twee
het maakt me blij
deze wiegende walsende waterkant.
Helaas
Een grijstint wenkt mijn oog
ovaal vanaf die afstand
het blijkt een zeehond die te droog
ligt en dood ging op het strand
ze heeft een vriendelijke blik
maar heeft het niet gered
en ondertussen daar denk ik
had iemand haar maar teruggezet.

PIJNLIJKE SONNETTEN
1
Stilletjesaan is het begonnen
ongemerkt onder mijn huid gegaan
heeft steeds meer terrein gewonnen
en is nooit meer weggegaan.
Steeds vaker liet het van zich horen
onaangekondigd als een overval
de dagen gingen vaak verloren
tot iemand mij verlossen zal.
Als een speldenprikje ooit begonnen
uitgegroeid tot explosief
om dan verwoestend toe te slaan
en grenzeloos maar door te gaan
O, het leven was mij ooit zo lief
maar liefst geef ik mij gewonnen.
2
Muren houden mij gevangen
je ziet ze niet, ze zijn er wel
naar vrijheid kan ik slechts verlangen
het leven is voor mij een hel.
Soms gaan de muren even open
en laten lucht en leven toe
dan kan ik weer even hopen
maar ben vaak het leven moe.
Mijn benen willen graag naar buiten
naar de regen en de zon
naar de mensen en het werk
naar de winkel en de kerk.
O, als dat toch weer eens kon
dan was mijn blijdschap niet te stuiten.
3
Verdiept in mijn boek word ik overvallen
aangeslopen op kousenvoeten, steeds sterker
zal de pijn mijn levenslust vergallen
en mij langzaam in de afgrond werken.
Ik kronkel, stampvoet, duw en trek
de haren uit mijn hoofd
ik weet me geen raad op deze plek
ik wil iets dat de pijn verdooft.
Als bliksemschichten gaan ze rond
en kerven als geslepen messen
scherpe lijnen in mijn rug
ze gaan omlaag en dan weer terug
ik verlang naar stelpende compressen
en een waterijsje in mijn mond.
4
Ik ben mijn pijn in dag en nacht
lijd schipbreuk in de tijd
het is de rust die ik verwacht
als ooit mijn pijn verglijdt.
Ik hoop mijn pijn, mijn alter ik
ooit van mij af te slaan
zodat voor eens en niet een ogenblik
het met mijn vijand is gedaan.
Ik worstel, vecht en schreeuw het uit
het monster richt zich op
het geeft niet op en ik schreeuw luid
om het de mond te snoeren.
Pas na lange tijd geeft het op,
en ik ben op; kan me niet verroeren.
5
Ik ben uitgeleverd door de pijn
aan een leger witte jassen
die met scans en geleerde tassen
op zoek naar de oorzaak zijn.
Van achter het bureau
worden vragen afgevuurd
"voelt het zus of voelt het zo?"
"hoe lang heeft de pijn geduurd?"
"De oorzaak zullen we nooit weten
omdat de pijn al zo lang duurt"
sprak hij in zijn stoel gezeten
"We kunnen starten met een kuur
die soms hoopgevend is,
misschien dat dat de sleutel is."
6
De pijn heeft mij overgenomen
ze heeft bezit van mij genomen
in elke vezel komen wonen
ongevraagd en ongewenst.
Ik weet niet wie of wat ik ben
ben mijzelf allang niet meer
ik ben niet meer die ik ken
dat doet me nog het meeste zeer.
't Is zo zinloos alle dagen
'k zit alleen maar op mijn stoel
ik zit vol met vele vragen
ik weet niet wat ik denk of voel
eenmaal hoop ik te beleven
dat de pijn zich over heeft gegeven.
7
Met zijn vriendelijke stem roept hij me binnen
de sfeer steriel, slechts een bureau
de intake zal nu zo beginnen
daarom trillen mijn handen zo.
"Wat kan ik voor u doen?" vraagt hij meteen
mijn hoofd slaat vast, ik hakkel slechts
het is begonnen lang voorheen
het was eerst links en nu meer rechts.
Mijn leven wordt bepaald door pijn
ik kan geen kant meer op
mijn leven in een strop.
Vurig hoop ik op een wonder
dat mij eens voorgoed verlost
van de pijn die nu mijn leven kost.
8
Soms denk ik, slechts heel even
dat ik niets meer voel
geen steken , die geen pijn meer geven
is wat ik bedoel.
Zo kan het ook, zo pijnloos vrij
ik ken het nauwelijks meer
ik veer op, het maakt me blij
niets doet me dan nog zeer.
O, als dat toch eens mag duren
alle jaren van mijn leven
zodat ik alles nog een keer mag geven
wat ik wil en wat ik kan
dat ik honderduit kan leven
tot de laatste van mijn uren.
Acht Zutphense kwatrijnen
Walburgiskerk
Aan koningsdochter Walburga gewijd
in wat ze herbergt beslist uniek
met kapellen en transepten uitgebreid
is het een imposante basiliek.
Broederenkerk
Hier stonden dominicanen te zingen
in deze kloosterkerk in Gotische stijl
met prachtige plafondschilderingen
die nu een leeszaal is onderwijl.
Librije
Gedachten van grote geleerden
worden aan kettingen bewaard
gedachten die de geschiedenis keerden
worden in de Librije vergaard.
Zutphen
Hanzestad Zutphen met haar vele muren
had in het verleden veel te verduren
zodat nu nog enkel maar gloort
een restant muur en de Berkelpoort.
Ida GM Gerhardt
Fier en vastberaden kijkt ze over de IJssel uit
haar woorden reiken verder dan haar stad
ze heeft haar taal zo lief gehad
dat ze er in woonde, honderduit.
De Berkelpoort
Fluisterend vaart 't Kofschip over de rivier
en nadert zacht de Berkelpoort
drie bogen overspannen het water hier
vanaf de watergang zie ik het aan ongestoord.
De Wijnhuistoren
Al van vroeger tijd kwam men hier samen
aan de voeten van de markt, de handelsplaats
om wijn te drinken na gedane zaken
en te klinken met de kooplui en de maats.
De Drogenapstoren
Het is niet lang de toegangspoort geweest
de Saltpoort werd gesloten. Dat kwam het meest
door de bezetter. Naderhand gaf men de toren
de naam van Drogenap, de trompetter .
Triest
de jaren tekenen zich af in kringen
beter nu ze zijn geveld
er valt niets meer op af te dingen
hun jaren zijn geteld.
de ruimten moeten gaan renderen
altijd telt het meest het geld
wanneer zal het tij toch keren
en natuur volop telt
de vogels moeten nu verhuizen
nu ze zijn ontheemd
wormen, torren en de muizen
zijn van de grond vervreemd.
Het zwarte poeltje
Fier steekt uit het zwarte poeltje
een lege ranke stam
waarvan de wind de takken nam
opzij een tanende kornoelje
het groene kroos drijft langs de rand
een rietstro drift langszij
twee eenden zitten er dichtbij
te soezen in het zand.
de zon trekt zwarte strepen
het riet licht luchtig op
blaadjes gaan als schepen
verwaaid in het zwarte sop.
10 Parijse verzen
Parijs
Tegenover Gare du Nord
in de flauwe bocht
ligt cafe Grignor
het cafeetje dat ik zocht.
Ah oui monsieur, ca va?
begroet de gerant me luid
"assiez vous la bas"
is wat hij me beduidt.
Een plaatsje achter het raam
aan een ronde tafel
leren stoeltje, half vergaan
een kleedje met een rafel.
Voor me ie er druk verkeer
passanten, taxi's af en aan
naast me schuift een oude heer
terwijl het zeven slaat.
Een bier met cassoulet
"voila monsieur, bon apetit"
lekker , maar net iets te vet
toch in Parijs deert dat niet.
Place du tertre
De zoete klanken lonken mij
naar een kleurig plein
waar veel schilders zij aan zij
aan het werken zijn.
Op vele plekken op het plein
zijn mensen aan het poseren
hun liefste lach verschijnt
boven hun mooiste kleren.
In felle streken op het doek
komt het gezicht tot leven
soms een veegje met een doek
om het iets milds te geven.
Het lieve meisje op de stoel
komt streek voor streek tevoorschijn
omdat hij met veel gevoel
de kleuren zoekt die zacht zijn.
De toren
Icoon dat naar de hemel reikt
uit staal geconstrueerd
van waar je ook Parijs bekijkt
je ziet de Eiffeltoren weer.
Enorme Eiffel stadsicoon
je kunt er niet omheen
die toren wordt dus nooit gewoon
die evenaart geeneen.
De Seine
Flaneren langs de seine
de bootjes langs de kant
toeristen zonder gêne
tonen hun geld puissant
flaneren langs de seine
is proeven van dat franse
van dat tikkeltje mondaine
van l'on y danse danse.
Il pleut
Il pleut un peu
il pleut toujours
il pleut comme ci comme ca
maar als ik dan naar buiten ga
en toch Parijs in ga
le soleil brille un peu
le soleil brille toujours
omdat Parijs Parijs is
en Parijs nooit grijs is.

Les tuileries
Het grint knispert onder vele voeten
die langs bomen en beelden gaan
en soms heel even blijven staan
om een ander te ontmoeten.
de lanen liggen open voor wie wil
en kan genieten van de kleuren
wil snuiven van de zoet geuren
geniet en soms van even stil.
hier zijn paarden langsgegaan
en voornaam geklede heren
op weg naar hun kastelen
het verleden is voorbijgegaan
dat kunnen wij niet keren
maar dit park zal nooit vervelen.
De brug
Op weg naar het eiland St. Louis
daar in de bocht net voor de brug
zit een schilder met gebogen rug
we passeren maar ze ziet ons niet.
in gedachten bij de toren en het loof
zet ze zeer beslist haar streek
met waterverf zodat het leek
als kwam de toren uit papier omhoog.
sinds zes jaar woont ze in Parijs
haar partner ook een broeder in de kunst
verkregen brood met kleur en water
ze heeft geen spijt van haar gereis
de stad die ook de kunst iets gunt
geeft haar een toekomst nu en later
Sacre coeur
Elke stap brengt me dichter
het heilig kloppend hart bij
de heuvel waar de diepste smart
geleden werd voor mij.
In volle witte glorie
bestraalt de kerk de stad
verlicht haar altijd weer totdat
ze gevuld in elke porie.
Een zegen geeft ze door
aan stad en alle mensen
voor ruime tijden die
bezongen door het koor
in delicate wensen
ik steeds voor me zie.
Onze gids
zonder haar te zien was ze daar
in haar lange beige jas
ik weet niet of ze frans of engels was
ze had kort geknipt blond haar
ze moet ons hebben zien tasten
in een ondergronds gebied
en zouden zonder hulp niet
de route vinden die ons paste.
ze vertelde van de pyramiden
de tuinen en het koninklijk paleis
haar enthousiasme was onstuitbaar
ze gidste ons door die gebieden
de pareltjes van dit Parijs
die we ontdekten dankzij haar.
De fietser
zijn fiets leunt zwaar tegen de muur
tassen volgepakt achter en opzij
even pauze voor de fiets en hij
een kaasje rond het middaguur
van Sheffield Rome tegemoet
grenzend nemend als een horde
op weg met tentje, slaapzak en twee borden
de eenzame fietser die me even groet
Rome is zijn ideaal, het ultieme doel
paleizen, kerk en kathedraal
nieuwsgierig naar een ver verleden
waar je het romeins gevoel
in elke steen, straat en zaal
ervaart in het dagelijks heden.
Losse gedichten
Van ver
Gewonnen uit de diepte
terwijl de bel
van de overgang klinkt
overleeft het woord
als een kameleon
hoog verheven
met de neus omhoog
op hoge hakken
vertoeft het
in elitaire kringen
fabuleus routineus
laag bij de grond
op straat
op blote voeten
klinkt het
op de markt
voor een koopje
het kleurt verscheurt
vergeeft overleeft
weerklinkt verdrinkt
in haar eigen geluid
om gedolven
en ontdekt te worden
tussen mensen in
Even
Langzaam strekt hij zich uit
van het donker naar het licht
Pedro die naast hem ligt
begroet hem met zijn natte snuit.
de jas waarop zijn hoofd nog sliep
schudt hij uit op zoek naar shag
eerst een hijs, een flinke trek
dan de dag, die hem weer riep.
Zijn vingers zijn nu nog te stram
eerst moet hij echt ontwaken
voor hij straks muziek kan maken.
Dan kruipt de lucht de balg in
en heeft zijn leven even zin
door de muziek die in hem kwam.

Zo is het goed
Vanuit het handschrift
met gebeitelde letters
zie ik hem weer,
gebogen, geconcentreerd.
Beslist gaat zijn pen
als locomotief van zijn gedachten
over het onbetreden veld
en vult het.
Even kijkt hij op
zijn ogen staan omhoog
als om adem te halen
in zijn gedachten.
Regel voor regel
gaan aan hem voorbij
tot hij
instemmend
zijn handtekening graveert.
De laatste punt
bewuster en duidelijker
zo is het goed.
Over onze groene aardgenoot
Alleen de bomen
Alleen de bomen weten
van het water van de aarde
van de stroompjes ondergronds
van de slingerende wormen
van de torren zwart en bont.
Alleen de bomen weten
van de gangen in de aarde
van de mollen en de mier
van wat de aarde hier bewaarde
voor de mens en voor het dier
Alleen de bomen weten
van het ondergronds gezang
en het ondergrondse klagen
soms heel even, soms heel lang
en de vele ,vele vragen
Alleen de bomen weten
van het onophoud'lijk huilen
van de aarde en haar kroost
van de botsen en de builen
zonder dat er iemand troost
Alleen de bomen weten
van een stil en hoopvol lied
dat soms klinkt vanuit de hoge
en het ruisen van het riet
om de tranen eens te drogen
Alleen gelaten
De bomen zijn verlaten
ze zijn alleen gelaten
geen mens kijkt naar ze om.
Met uitgestrekte armen
schreeuwen ze erbarmen
van mensen om hen heen.
Ontworteld uit de wereld
geen huis meer voor de merel
de wereld is ontgroend.
De wereld is in nood
mist haar daag'lijks brood
van mooie groene bomen.
In een wereld zonder bomen
kunnen mensen echt niet wonen:
mens zorg voor de bomen.

De grote eik
je omarmen kan ik niet
je bent te groot
je gaat mijn macht te boven
gelukkig geef je mij adem en beschutting
zonder jou besta ik niet
Toevalletjes
cadeautjes op de grond
van bovenaf gekomen
toeval zonder meer
zaad dat uit moet komen
De jas
Ik leg mijn hand op je schouder
al weet ik niet precies waar die zit bij jou
je voelt ruw, ribbels en gleuven
je jas vastgeklemd als tape
verweerd door weer en wind
in eenzaamheid
overeind gebleven
jaar na jaar
getrotseerd.
Gehoord
De bomen bewaren
wat hen is toevertrouwd
wat hen is ingefluisterd
in de jaren van hun leven
door de man met de hoed
het harige hondje
het verliefde stel
de aanhoudende specht.
Nooit worden zij moe
te luisteren en te bewaren.
Thuis
Vogels wonen in de bomen
mensen wonen in hun huis
maar zowel de mens als vogel
voelen zich bij bomen thuis.
Geknot
Wilgen zijn geknot
hun wonden zijn te zien
het knotten is hun lot
om dan weer groei te zien.
Herinnering
het litteken vertelt
van de jaren
van de groei
van de mensen die elkaar ontmoetten
van de vogels en hun nest
van de knoppen die de dag begroetten
van de kinderen op blote voeten
wat overblijft
het litteken
van jaren
op zijn best.
Portret in groen
in rijzige gestalten
toornen zij boven ons uit
veelzijdig
reikhalzend omhoog
als grepen zij een hoger doel tegemoet
oorsprong werd anker
koos richting
dijde uit
eigenkrachtig eigenzinnig
uitgegroeid tot persoon
eigen getekend
uniek
verbijsterend.

Verval
Ontheemd
vervreemd van zichzelf
is de zee
ongenode gasten
verstoren de tafel
met hun gedaanten
vissen verslikken
en verstikken zichzelf
daardoor
de zee wordt afgeknepen
de lucht eruit
onleefbaar
voor mens en dier
de zee in ademnood
de vissen bijna dood
de mens levensgroot
te klein
Stop!
Het wrakhout, de flessen, de olie en de troep
drijven als een vuilnisbelt in zee
de hele wereld zit ermee
wil af van die plastic soep
Ook in de Biesbosch drijft het hout
waar ooit trots hoge biezen stonden
worden nu stoere wilgen gevonden
maar 't is hier echt niet minder fout.
Dus stop nu met vervuilen
wij zijn het die het doen
dan kunnen we die vuile soep verruilen
voor een zee met schoon blazoen
voor mensen wereldwijd
zijn we dan misschien nog net op tijd!
Woorden
Woorden
wankelen
waaiend
in de wind
totdat
de dichter ze vindt.
Contact
Ik noem je naam
en zwaai achter het raam
je toe.
Je mond beweegt
en zegt mijn naam
zie ik.
Je ogen glimmen
ze staan blij
een traan.
Je bent dichtbij
maar toch gescheiden
ver weg.
Onze ogen zeggen
wat onze monden
niet kunnen.
Complementair
Voorzichtig
schuchter
ont-luikt de tijd
valt er licht door het venster
wordt donker licht
wordt nacht dag
wordt stilte: leven
krant op de mat
dichtvallende deuren
aanslaande motoren:
de dag tegemoet.

Anders
Waarom ben ik zo anders
zo anders dan de rest
en word ik
onophoudelijk gepest?
De blikken
krassen in mijn ogen
en slaan in mijn gezicht.
De woorden
kerven in mijn ziel
en slaan mijn hart potdicht.
De trappen
beuken op mijn lijf
en slaan mijn botten plat.
De listen
treiteren mijn hoofd
en geselen mijn hart.
Waarom ben ik zo anders
zo anders dan de rest
wanneer
wanneer
word ik niet meer gepest?
Sentiment
Ik was zo graag nog kind gebleven
levend wezen zonder zorg
onbekommerd spelend leven
uitend wat mijn binnenste verborg.
Spelend in mijn eigen wereld,
ben ik dokter, dan weer paard
dan weer bootsman, dan weer merel
zoals dat in mijn wereld gaat.
Vaders schoen is soms een auto
maar nu een bootje in de teil
snel zet ik het op de foto
en hijs ik het zeil.
Hoge golven kan ik maken
hoger - het bootje maakt slagzij
maar ik heb niet in de gaten
dat het omslaat "dankzij" mij.

Herinnering
Eenzaam staat de stoel
tussen de boterbloemen
een vogel vliegt aan
en strijkt neer
op de kale armleuning.
Gisteren zat hier nog
een oude heer met hoed
die met gerust gemoed
de geuren snoof
die de natuur ontstegen.
Plotseling kwam er regen
zodat de oude heer met hoed
goed gemutst en goed te voet
de benen nam en huiswaarts ging
dragend de herinnering
aan de stoel tussen de boterbloemen
en een regen van geuren
waar bijen zoemen.

Golven
Rollende golven van ver
bedekken de wereld
overgieten haar
overspoelen haar
met groot geweld.
Alles wordt anders
op afstand
onaanraakbaar
leeft de wereld voort.
Voorzichtig bedaren de golven
mensen komen tevoorschijn
angst op hun gezicht.
Met ingehouden adem
gaan ze stapje voor stapje
terug naar het leven van vroeger.
Opnieuw komen de golven
heviger, hoger, dieper,
raken ze iedereen in het hart
om een mens, om een medemens
gestikt door de sterke arm
door het verschil
de ongelijkheid.
Opnieuw komen de golven
heviger, hoger, overal vandaan
uit de mensen
uit de kelen
uit de handen
klinkt de roep
om gelijkheid
voor iedereen
altijd!
Maak jouw eigen website met JouwWeb